Internationale Dag van de Rechten van de Mens: 10 december
Art. 1
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn
begiftigd
met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap
te gedragen.
Art. 2
1) Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring
opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, gesslacht,
taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatsschappelijke
afkomst,
eigendom, geboorte of andere status.
2) Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of
internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig
of het een onafhankelijk, trust-, of niet zelfbesturend gebied betreft, dan wel
of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat.
Art. 3
Een ieder heeft recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.
Art. 4
Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden. Slavernij en slavenhandel
in iedere
vorm zijn verboden.
Art. 5
Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan wrede, onmenselijke
of onterende behandeling of bestraffing.
Art. 6
Een ieder heeft, waar hij zich ook bevindt, het recht als persoon erkend te worden
voor de wet
Art. 7
Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke
bescherming
door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling
in strijd met deze Verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling.
Art. 8
Een ieder heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp van bevoegde nationale rechtelijke
instanties tegen handelingen, welke in strijd zijn met de grondrechten hem toegekend
bij Grondwet of wet.
Art. 9
Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning.
Art. 10
Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling
van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie
bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen
van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.
Art. 11
1) Een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft er recht op
voor onschuldig
gehouden te worden totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare
rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn
toegekend.
2) Niemand zal voor schuldig gehouden worden voor enig strafrechtelijk vergrijp
op grond van enige handelingen of enig verzuim, welke naar nationaal of internationaal
recht geen strafrechtelijk vergrijp betekenen op het tijdstip waarop de handeling
of het verzuim
begaan werd. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die, welke ten
tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.
Art. 12
Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke
aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan
enig aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of
aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet.
Art. 13
1) Een ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen
de grenzen van elke Staat.
2) Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten
en naar zijn land terug te keren.
Art. 14
1) Een ieder heeft het recht om in andere landen asiel te zoeken en te genieten
tegen vervolging.
2) Op dit recht kan geen beroep worden gedaan ingeval van strafvervolgingen
wegens misdrijven van niet politieke aard of handelingen in strijd met de doeleinden
en beginselen van de Verenigde Naties.
Art. 15
1) Een ieder heeft recht op een nationaliteit.
2) Aan niemand mag willekeurig zijn nationaliteit worden ontnomen, noch het recht
worden ontzegd om van nationaliteit te veranderen.
Art. 16
1) Zonder enige beperking op grond van ras, nationaliteit of godsdienst, hebben
mannen en
vrouwen van huwbare leeftijd het recht om te huwen en een gezin te stichten.
Zij hebben gelijke rechten wat het huwelijk betreft, tijdens het huwelijk en
bij de ontbinding ervan.
2) Een huwelijk kan slechts worden gesloten met de vrije en volledige toestemming
van de aanstaande echtgenoten.
3) Het gezin is de natuurlijke en fundamentele groepseenheid van de maatschappij
en heeft recht op de bescherming van de maatschappij en de Staat.
Art. 17
1) Een ieder heeft recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij met anderen.
2) Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd
Art. 18
Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, dit recht
omvat
tevens de vrijheid om van godsdienst of van overtuiging te veranderen,
alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als
in het
particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen
ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de
geboden en voorschriften.
Art. 19
Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat
de vrijheid
om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht
grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te
geven.
Art. 20
1) Een ieder heeft recht op vrijheid en vreedzame vereniging en vergadering.
2) Niemand mag worden gedwongen om tot een vereniging te behoren.
Art. 21
1) Een ieder heeft recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks
of door
middel van vrij gekozen vertegenwoordigers.
2) Een ieder heeft recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot
de overheidsdiensten van zijn land.
3) De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de Regering;
deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden
zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemmingen
of volgens een
procedure, die evenzeer de vrijheid van stemmen verzekert.
Art. 22
Een ieder heeft als lid van de gemeenschap recht op maatschappelijke zekerheid
en heeft er aanspraak op, dat door middel van nationale inspanning en internationale
samenwerking en overeenkomstig de organisatie en de hulpbronnen van de betreffende
Staat, de economische, sociale en culturele rechten, die onmisbaar zijn voor
zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid, verwezenlijkt
worden.
Art. 23
1) Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige
en gunstige
arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.
2) Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke
arbeid.
3) Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige
beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning
zonodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.
4) Een ieder heeft recht om vak verenigingen op te richten en zich daarbij aan
te sluiten ter bescherming van zijn belangen.
Art. 24
Een ieder heeft recht op rust en op eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke
beperking
van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon.
Art. 25
1) Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de
gezondheid en
het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder begrepen voeding, kleding,
huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten,
alsmede het recht op voorziening in geval van werkeloosheid, ziekte, invaliditeit,
overlijden van echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen,
ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
2) Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand.
Art. 26
1) Een ieder heeft recht op onderwijs; het onderwijs zal kosteloos zijn, althans
wat het lager en beginonderwijs betreft. Het lager onderwijs zal verplicht zijn.
Ambachtsonderwijs en beroepsopleidingen zullen algemeen beschikbaar worden gesteld.
Hoger onderwijs zal gelijkelijk openstaan voor een ieder, die daartoe de begaafdheid
bezit.
2) Het onderwijs zal gericht zijn op de volle ontwikkeling van de menselijke
persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden. het zal het begrip, de verdraagzaamheid en
de vriendschap onder alle naties, rassen of godsdienstige groepen bevorderen
en het zal de werkzaamheden van de Verenigde
Naties voor de handhaving van de vrede steunen.
3) Aan de ouders komt in de eerst plaats het recht toe om de soort van opvoeding
en onderwijs te kiezen, welke aan hun kinderen zal worden gegeven.
Art. 27
1) Een ieder heeft recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven
van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan
wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan.
2) Een ieder heeft recht op de bescherming van de geestelijke en de materiële
belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek
werk, dat hij heeft voortgebracht.
Art. 28
Een ieder heeft recht op het bestaan
Art. 29
1) Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige
ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.
2) In de uitoefening van zijn rechten en vrijheden zal een ieder slechts onderworpen
zijn aan die beperkingen, welke bij de wet zijn vastgesteld en wel uitsluitend
ter verzekering van de onmisbare erkenning van eerbiediging van de rechten en
vrijheden van anderen
en om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, de openbare
orde en het algemeen welzijn in een democratische gemeenschap.
3) De rechten en vrijheden mogen in geen geval
worden uitgeoefend in strijd met de doeleinden en beginselen van de Verenigde
Naties
Art. 30
Geen bepaling in deze Verklaring zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke
Staat,
groep of persoon dan ook, daarin enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen
of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van
de rechten en vrijheden in deze Verklaring genoemd, ten doel hebben.