U kunt de beginselen ook in acrobat reader formaat downloaden, klik dan op beginselen en uitgangspunten

Beginselen en uitgangspunten                

Inhoudsopgave

Inleiding Politiek en mensenrechten

De toestand
Kapitalisme en socialisme
Pacifisme versus geweldsdenken
Het verband tussen pacifisme en socialisme

POLITIEK PROGRAM

Staatsvorm
Pacifisme en ontwapening
Machtsverhoudingen en economie
Sociale zekerheid
Bestrijding van discriminatie
Emancipatie van vrouwen èn mannen
Gezondheidszorg
Cultuur en recreatie
Onderwijs
Milieu
Wetenschap en technologie
Buitenlandse betrekkingen

Inleiding Politiek en mensenrechten

Iedere politieke partij zou in haar program moeten uitgaan van de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de verwezenlijking van de mensenrechten zoals die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De Universele Verklaring kan bij het opstellen van programma's als toetssteen dienen.

De toestand

Het gaat niet goed in de wereld. Enerzijds is er de dreiging van de bewapening, die kapitalen verslindt. Anderzijds is er de massale ellende van hen die verhongeren en onder het bestaansminimum leven. Zij zijn verstoken van elementaire zaken als kleding, huisvesting, gezondheid, veiligheid, en niet te vergeten: vrijheid. Daardoor zijn zij verstoken van menselijke waardigheid.
De dictaturen in Oost-Europa en in de voormalige Sowjet-Unie zijn omvergeworpen of in staat van ontbinding. Ten onrechte noemden deze staten zich socialistisch: niet het volk had immers de zeggenschap, maar een kleine bureaucratische partij-elite. In reactie op het slechte imago dat het begrip socialialisme er dientengevolge gekregen had, kiest men er nú voor snelle totstandkoming van een keihard kapitalisme. Daardoor staat er een maatschappelijke driedeling voor de deur: een rijke bovenlaag, een redelijk welvarende tussenlaag en een verpauperde massa zonder perspectief.
Een gunstig gevolg van deze gebeurtenissen in Oost-Europa is het beëindigen van de Koude Oorlog en de daarmee gepaard gaande vermindering van het gevaar van een oorlog tussen de Verenigde Staten en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten. Hoewel daardoor een zekere mate van ontwapening plaatsvindt, blijft de wereld vooralsnog in de greep van een enorme bewapening. De verfijning van de op massamoord gerichte wapentechnologie gaat onverminderd door.
De Westelijke bewapening heeft vooral, zoals ook al het geval was tijdens de Koude Oorlog, de functie om de Derde Wereld in toom te houden. Dat is om te voorkomen dat de Derde-Wereldlanden zich ontworstelen aan de neo-koloniale uitbuiting door het Westen. Anders gezegd: om te voorkomen dat deze zich ontworstelt aan de neo-koloniale uitbuiting door het Westen. Daarvan was het vermorzelen van grote delen van Irak in de Golfoorlog een duidelijk voorbeeld. De terechte en breed verbreide weerzin tegen het daar heersende wrede en agressieve regime kon gemakkelijk misbruikt worden als legitimatie voor het optreden van de Verenigde Staten en hun bondgenoten. Dat het niet ging om het verjagen van dit regime, is uit de afloop van de Golfoorlog gebleken: het ging om economische en politieke machtsverhoudingen.
Economische machten hebben bovendien behoefte aan militair machtsvertoon tegenover elkaar in hun onderlinge concurrentiestrijd. De ontwikkelingen in de richting van een zelfstandige krijgsmacht van de Europese Gemeenschap en de toenemende bewapening van Japan getuigen daarvan.
Ook in de Derde Wereld is de bewapeningsopbouw in volle gang. Met name het groeiende aantal kernwapenstaten wijst op de mogelijkheid dat de have-nots hun militaire macht gaan gebruiken tegen het nu nog overmachtige militaire apparaat van de have's. Wanneer niet radicaal gebroken wordt met het militarisme, staan ons wereldoorlogen te wachten die alle voorgaande ver in de schaduw stellen en zelfs tot de ondergang van de mensheid als zodanig kunnen leiden.
Grove ongelijkheid is in de gehele wereld ook een binnenlands verschijnsel. Ook in de landen van de Derde Wereld bestaat er een (kleine) bovenlaag die in weelde baadt en de macht bezit. De kloof tussen die bovenlaag en de arme massa wordt steeds groter. Ook in het rijke Westen bestaat de bovengenoemde maatschappelijke driedeling (een rijke bovenlaag, een redelijk welvarende tussenlaag en een verpauperde onderlaag zonder perspectief) al vele jaren en in toenemende mate. Het is dan ook een vertekening van de werkelijkheid om de tegenstellingen te beschrijven in termen van nationale staten. Het gaat in wezen om verschillen in belangen en in waarden, die dwars door de nationale grenzen heen lopen; in plaats van te spreken van tegenstellingen tussen nationale staten is het meer in overeenstemming met de werkelijkheid te spreken van tegenstellingen tussen groepen of klassen. Daarom dient te worden afgerekend met de fictie van eenheid binnen de nationale staat. Deze fictie ligt ten grondslag aan het militarisme dat feitelijk vooral de functie heeft om -ten behoeve van de bovenlaag- de structurele ongelijkheid in de maatschappij in stand te houden. Strijd voor de bevrijding van de ontrechte massa's houdt dan ook strijd tegen de militaire apparaten in.


Kapitalisme en socialisme

Verwerkelijking van de rechten van de mens is strijdig met verschillende kenmerkende aspecten van een kapitalistische maatschappijvorm. Voor dat oordeel pleiten de volgende argumenten.
1. De maatschappelijke ongelijkheid
Het kapitalisme, stoelende op de particuliere eigendom van de productiemiddelen en de zogenaamde vrije ondernemingsgewijze productie van goederen en diensten, leidt wetmatig tot enorme inkomensongelijkheid en vorming van omvangrijk particulier vermogensbezit enerzijds, bezitloosheid en naakte armoede anderzijds. Scherpe maatschappelijke gelaagdheid (de klassenmaatschappij) is kenmerkend.
Vér gaande ongelijkheid in de inkomens- en vermogensverhoudingen brengt uiteraard vér gaande ongelijkheid met zich in het (kunnen) uitoefenen van economische macht. De economische zeggenschap wordt daarmee onttrokken aan elke democratische besluitvorming. Zelfs democratische controle achteraf op de wijze van aanwending van economische macht is praktisch onmogelijk (zoals ook bij parlementaire enquêtes herhaaldelijk is gebleken). Officieel nog wel beleden rechtsgelijkheid voor allen verwordt door inkomens-, vermogens- en machtsongelijkheid tot een schijnbegrip.
2. De onaanvaardbare groeidwang
De zogenaamde vrijemarkteconomie van het kapitalisme houdt in dat de aard van het productieproces voortdurend wordt afgestemd op de zich voordoende (en manipuleerbare) koopkrachtige vraag. Omdat kapitaalaanwending voortdurend gericht blijft op rendementscontinuïteit, wordt permanente groei wezenskenmerk van het systeem.
Het kapitalisme heeft in de rijke landen geresulteerd in een maatschappij van ongebreidelde consumptiestimulering. Zinloze productie leidt tot verspilling van grondstoffen en energie, en betekent enorm milieubederf. Milieubeleid binnen het kapitalisme blijft daarom in hoge mate dweilen met de kraan open.
3. De absurde prioriteitsstelling
Op twee manieren leidt het kapitalistische systeem tot absurde prioriteitsstellingen in de productie van goederen en diensten, en in de bestedingen:
a. binnen de particuliere sector betekent het feit dat de productie zich richt naar de koopkrachtige vraag, dat enerzijds onzinnige luxegoederen worden geproduceerd en verkocht, terwijl anderzijds in elementaire materiële en culturele behoeften niet wordt voorzien: de één rijdt in een dure auto, de ander kan zijn versleten schoenen niet vervangen;
b. daarnaast staan de collectieve bestedingen ten opzichte van de particuliere bestedingen voortdurend onder druk, omdat ze gefinancierd moeten worden uit -impopulaire- belastingen. Voortdurende toenemende particuliere luxebestedingen gaan gepaard met voortdurende besnoeiing in de uitgaven voor sociale en culturele voorzieningen en onderwijs. Niet toevallig is het peil van de onderwijsvoorzieningen ook in de rijke landen lager dan men op grond van het hoge welvaartsniveau zou (mogen) verwachten, in het bijzonder geldt dit voor het onderwijs voor kinderen uit de financieel en/of sociaal zwakkere groepen.
4. De destructieve invloed op de aard van de intermenselijke verhoudingen
In het kapitalisme worden machtsverhoudingen primair gedefinieerd in onder-bovenschikkingsrelaties, waarbij de zelfbeschikking van het individu ondergeschikt wordt gemaakt aan het soepel functioneren van de productie en de maatschappelijke orde. Het kapitalisme leert in hoge mate de ander te zien als uitbuitingsobject:"Hoe kan ik aan jou meer verdienen?" Deze conditionering loopt parallel met conditionering op typisch materialistische waardenprioriteit. Welzijnsmotieven komen niet in serieuze mate aan bod. Toenemende criminaliteit is inherent aan een systeem met voornoemde tendensen. Op deze ontwikkeling weet het overheersende politieke denken helaas geen beter antwoord dan het bouwen van meer en beter beveiligde gevangenissen.
5. De structurele uitbuiting van arme landen door rijke landen
De relaties tussen de rijke en arme landen worden in grote lijnen gekenmerkt door de situatie dat de rijke landen de eis stellen van gegarandeerde en goedkope grondstofleveranties, terwijl ze tegelijkertijd de eigen markten beschermen tegen eindproducten uit arme landen. In dat verband worden in de Derde Wereld regimes in het zadel gehouden die bereid zijn de Westelijke (c.q. Noordelijke) belangen te dienen. Aantasting van deze structuren wordt niet gedoogd. De overbesteding in West is het spiegelbeeld van honger en ziekte in Zuid.
6. De bevolkingsgroei boven de draagkracht van de aarde
Met name in de landen van de Derde Wereld vindt een ongebreidelde bevolkingsgroei plaats als gevolg van het feit dat alle sociale zekerheid ontbreekt; doordat kinderen de enige oudedagvoorziening vormen, terwijl de kindersterfte hoog is, ontbreekt alle gezinsplanning. Enerzijds wordt daarmee de problematiek van die landen nog minder oplosbaar. Anderzijds betekent het, dat de wereldhulpbronnen in hun totaliteit overmatig belast dreigen te worden.
7. De ingebouwde tendentie tot bevordering van oorlogsgeweld
Zie hiervoor: Het verband tussen pacifisme en socialisme

Pacifisme versus geweldsdenken

1. Alle oorlogsvoering vormt een volstrekte ontkenning van ieder mensenrecht. Oorlog dient als misdaad, oorlogsvoorbereiding als misdaadvoorbereiding te worden erkend. Militaire opleiding veronderstelt verachting van mensenrechten en kweekt die aan. Militaire dienst impliceert criminalisering van het menselijk denken. Martelpraktijken maken een vast bestanddeel uit van ieder militair apparaat in actie.
2. Dienstweigeringswetgeving is in deze maatschappij vooralsnog onmisbaar. Het is echter absurd, dat weigeren om mee te doen aan (massale) mensenvernietiging een uitzonderingspositie betekent. Werkelijke erkenning van de universele betekenis van de mensenrechten maakt handhaving van het criminele instituut "militaire dienst" onmogelijk. Ooit zal militaire dienst worden gezien als een verschijnsel uit een prebeschaafd tijdperk (te vergelijken met het instituut slavernij).
3. Een samenleving die ernst wil maken met de mensenrechten, kiest voor geweldloosheid als norm en uitgangspunt. Bij de uitoefening van -rechtmatige- politiefuncties kan niet bij voorbaat en onder alle omstandigheden ieder gebruik van geweld worden uitgesloten.
4. Het denken in termen van militaire verdediging dient te worden vervangen door het denken in termen van sociale/geweldloze verdediging. Dat is niet alleen een vereiste van minimale beschaving, het is ook een eis van rationaliteit, daar militaire "verdediging" alleen nog maar kan leiden tot collectieve zelfmoord. Kiezen voor overleven van de mensheid betekent kiezen voor de afschaffing van alle militaire instituten.
5. Het militaire denken vervangt de norm van het zelfstandig verantwoordelijk handelen door de norm van de kadaverdiscipline. De door de Nederlandse regering (gesteund door de rechtspraak) van dienstplichtigen geëiste onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, ook aan bevelen met een strekking die strijdig is met reeds bindend internationaal recht (onder andere het Handvest van Neurenberg), is essentieel onrechtmatig en moet worden opgeheven.
6. Als begripsbepaling van het pacifisme is "strijd voor minimalisering van geweld" een misleidende kwalificatie. Deze formulering wordt zelfs door beroepsmilitairen veelal onderschreven. Het standpunt kan niet zijn: "Oorlog mag, maar dan wel met zo min mogelijk geweld". Het standpunt dient te zijn: totale afwijzing van ieder oorlogsgeweld, als misdaad.

Het verband tussen pacifisme en socialisme

1. De gemeenschappelijke grondslag voor pacifisme en socialisme wordt gevormd door het uitgangspunt van de eerbiediging van mensenrechten. Noch in het kapitalisme noch in de oorlogsvoering is deze eerbiediging mogelijk. Tegenover het kapitalisme dient daarom het socialisme gesteld te worden; tegenover de aanvaarding van oorlog als middel het pacifisme.
2. De geschiedenis van het kapitalisme is met bloed geschreven. Zowel in de fase van het commercieel kapitalisme als in de fase van het industrieel kapitalisme, alsook nog steeds in onze tijd, heeft dit systeem geleid tot afgrijselijke oorlogen. Aan de koloniale oorlogen -zowel tegen de gekoloniseerde volkeren als tussen de koloniale mogendheden onderling- lagen directe uitbuitings- en winstmotieven ten grondslag. De Golfoorlog vormt het meest recente voorbeeld van een oorlog met economische, belangen- en machtsmotieven van rijk tegen arm als doorslaggevende factor.
3. Het bestaan van de tegenwoordige onrechtvaardige internationale, economische en machtsstructuren betekent het scheppen en instandhouden van felle conflictsituaties en het uitlokken van oorlogsgeweld.
4. De ontwikkeling van verschillende soorten wapens van massa- vernietiging en de toenemende mogelijkheden deze wapens goedkoop te produceren en op de markt te brengen, biedt ook relatief kleine landen toenemende mogelijkheden tot het ontketenen van catastrofale geweldstoepassingen. Nationale soevereiniteit met als kenmerk het bezit van een nationale gewapende macht, is verworden tot een bedreiging voor de mensheid als geheel.
5. Een redelijk functionerende internationale rechtsorde vereist in beginsel verwerkelijking van voorrang van regels van internationaal recht boven regels van nationaal recht. In de organisatie van de Verenigde Naties behoort het vetorecht te worden afgeschaft. Uitspraken van het Internationaal Gerechtshof dienen in beginsel een bindend karakter te hebben.
6. Zolang nationaal en internationaal kapitalistische structuren overheersen, zal politiek beleid gericht zijn op het dienen van daaraan gekoppelde belangen. Er is geen reden om aan te nemen dat daarbij het gebruik van geweld als middel minder zal worden toegepast dan in het verleden. Een internationale rechtsorde zal pas een volwaardig begrip kunnen worden, wanneer het rechtsstelsel bevrijd zal zijn van de koppeling aan overheersende belangen vanuit het kapitalistische stelsel. Socialisme is daarom voorwaarde voor vredesopbouw.

Politiek program

In het politiek program zullen we aan de hand van een aantal kernbegrippen beschrijven langs welke weg wij willen werken aan een andere samenleving, die zoals al eerder gezegd, gevrijwaard is van geweld, discriminatie en (andere) schendingen van de mensenrechten.
Het beeld dat wij proberen te schetsen, is complex en strekt zich uit tot alle aspecten van het maatschappelijk leven. Alhoewel we de staat niet als het ideale middel beschouwen ter realisering van onze politieke doelstellingen, dwingt de politieke realiteit ons, de staat toch als vertrekpunt te nemen, al zal het streven erop gericht blijven een samenleving te creëren waarin onderscheid naar nationaliteit, etniciteit of woonplaats niet meer bepalend is voor iemands welzijn.
Voor alle helderheid stellen wij dat gelijke rechten voor ons ook gelijke mogelijkheden betekent. Deze kunnen niet alleen bereikt worden door politieke maatregelen: ook hier zal het bewustzijn bij de mensen zelf moeten ontwaken. De politiek kan wel in de voorwaardenscheppende sfeer een belangrijke bijdrage leveren.

Staatsvorm

Gelijkheid in rechten, waar de PSP’92 voor staat,  betekent dat de bestaande machtsverhoudingen gewijzigd moeten worden. Wij moeten ons democratisch recht kunnen uitoefenen en de machten kunnen controleren.

Daarom stellen wij: 

  1. Afschaffing van de monarchie. De monarchie is een ondemocratische, onduidelijke, onzichtbare en oncontroleerbare machtsvorm, die slechts een hele kleine groep mensen ten goede komt.

  2. Democratisering dient van onderaf te gebeuren. Een staatsvorm gebaseerd op hiërarchie (monarchie, republiek met president) biedt geen garan­tie voor gelij­ke rech­ten en voor democratisering van de macht.

  3. Als het gaat om representatieve functies (optreden in het buitenland of lintjes doorknippen), kan deze taak vervuld worden door democratisch gekozen verte­genwoor­digers die hun taak bij toerbeurt vervullen.

  4. De PSP’92 is tegen regeerakkoorden. De stem van het volk wordt daarmee niet serieus genomen. Voor besluiten moet telkens een meerderheid gevonden worden in de door het volk gekozen volksvertegenwoordiging en niet door een vooraf bekokstoofd compromis.

  5. Democratie en gelijke rechten hebben pas dán zin, als er ook sprake is van gelijke verdeling op het gebied van economie, justitie, sociale zeker­heid en mense­lijke verhoudingen, dit om te voorkomen dat de grote bedrijven en het grootkapitaal de macht in handen houden.

Pacifisme en ontwapening

Zowel het streven naar een andere ordening van de samenleving als de inrichting van die samenleving stelt eisen aan het handelen van mensen. Zowel tussen staten, tussen regeerders en geregeerden, als tussen mensen onderling dient gestreefd te worden naar het uitbannen van geweld. Daartoe komen we tot de volgende stand­punten: 

  1. Ieder gebruik van militair geweld wordt door ons afgewezen.

  2. Nederland moet volledig ontwapenen, hetgeen ook omvat de opheffing van alle wapenproductie. Export, import en door­voer van wapens dienen gestaakt te worden.

  3. Voor het verwezenlijken van onze politieke doelstellingen hanteren we uitsluitend geweldloze middelen en wijzen wij met name het gebruik van geweld tegen personen af. Geweld tegen zaken wordt soms geaccepteerd. Belangrijk daarbij is het vermijden van persoonlijk letsel.

  4. Milita­risering van het politieappa­raat wordt afgewezen.

  5. Het weigeren van het betalen van ‘defensiebelasting’ (het percentage van het belastingopbrengst dat bestemd wordt voor de krijgsmacht) is een politiek en geweldloos middel om te komen tot wettelijke erkenning van het recht op niet-betalen aan het militair apparaat. Er moet een wettelijke regeling komen die burgers de keuze biedt tot alternatieve bestemming van het defensiedeel van de belastingen.

  6. Ondanks ons principe van geweldloosheid kunnen zich situaties voordoen waarin de rechteloosheid zo ver gaat, dat gewelddadig verzet hiertegen als noodweer moet worden beschouwd. Handelen uit noodweer dient zoveel mogelijk vervangen te worden door effec­tieve, geweldloze rechtshandhaving. Geweldloze strijdmethoden moeten daartoe ontwik­keld en uitgebouwd worden.

  7. Nederland dient alle militaire verdragen (NAVO, WEU) op te zeggen. Het eigen leger moet worden opgeheven. Deelname aan een interveniërend VN-leger moet worden afgewezen, in tegenstelling tot het deelnemen aan een vredeshandhavende en vredesbevorderende VN-politiemacht.

  8. Nederland dient te streven naar bevordering van ontwapening overal ter wereld.

  9. Nederland dient over te gaan tot conversie van alle militaire industrieën en toeleveringsbedrijven. Conversie moet leiden tot economische activiteiten met maatschappelijk nut.

  10. Particulier wapenbezit dient te worden verboden. Het geoorloofde en erkende wapenbezit (bijvoorbeeld bij politie) moet beter gecontroleerd worden.

Machtsverhoudingen en economie

Verandering in machtsverhoudingen kan niet slagen zonder herstructurering van ons productiestelsel. Dit betekent dat de economie niet op het primaat van de particuliere eigendom in de economie, maar op het primaat van de economische rechten van de mens is gebaseerd.
Om de noodzakelijke gelijkheid en gelijkwaardigheid in de economische betekenis te bevorderen, streeft de partij naar de vergemeenschappelijking van de productiemiddelen, beter bekend als socialisatie. Strikt persoonlijke goederen (meestal consumptiegoederen) vallen buiten de socialisatie. Dit betekent voor ons onder andere:

  1. Onteigening van het bank- en verzekeringswezen.
  2. Onteigening van grond.
  3. Afschaffing van het erfrecht.
  4. Gelijkwaardigheid van inkomens langs de weg van snelle nivellering.
  5. Ontwikkeling van het vermogen, door radicale democratie de productie op nut en wenselijkheid af te stemmen.
  6. Het zoveel mogelijk regionaal organiseren van de productiemiddelen.
  7. Afschaffing van alle inkomen uit vermogen.

Sociale zekerheid

Een daadwerkelijk sociaal klimaat kan alleen bestaan in een samenleving, waarin de productieverhoudingen zijn gewijzigd en waarin de economie is gesocialiseerd. Op weg naar deze doel­stellingen bepleiten wij het volgende: 

  1. Zij die geen inkomen hebben door arbeid, hebben recht op een gegarandeerd inkomen, voldoende om een menswaardig bestaan te kunnen leiden.
    Hoewel wij een ander, op het continueren van aanspraken gericht stelsel beogen, menen wij ook dat op korte termijn een verhoging van alle lagere inkomens (wettelijk minimumloon) noodzakelijk is.

  2. De solli­citatieplicht dient te worden afgeschaft.

  3. Een grootscheepse uitbreiding van het aantal zinvolle arbeidsplaatsen in de collectieve sector, zoals op het gebied van maatschappe­lijke zorg, openbaar vervoer, milieubehoud, veiligheid, gezondheidszorg en onderwijs.

  4. Discriminatie in wet- en regelgeving, op basis van bijvoorbeeld leeftijd, sekse of etniciteit, dient te worden opgeheven. Concreet bepleiten wij het volgende:
    - Een geheel of gedeeltelijke aanspraak op zelfstandig inkomen (naar gelang de persoonlijke situatie hiertoe dwingt) vanaf de leeftijd van achttien jaar;
    - Ziekte en/of algehele invaliditeit laten de volledige aanspraak op het inkomenspakket in stand. Het spreekt vanzelf dat er ook geen inko­mens­discri­minatie bij ouderen plaats vindt;
    - De bij de productie betrokkenen dienen zelf hun leidinggevende functionarissen aan te stellen, waarmee de traditionele gezagsverhouding verdwijnt;
    - Maatschappelijke gelijkstelling van betaald en onbetaald (vrijwilligers)werk.

Bestrijding van discriminatie

De bestrijding van discriminatie dient een belangrijke bijdrage te leveren aan het door ons gewenste sociale klimaat. Aan discriminatie op grond van welk kenmerk dan ook dient een halt te worden toegeroepen. Uitgangspunt van onze partij is dat alle mensen, ondanks ieders specifieke vaardigheden en kennis, gelijkwaardig zijn. Dit brengt ons tot de volgende standpunten:

  1. Intensieve voorlichting en educatie over de verschillende culturele achtergronden van minderheden.
  2. Minderheden moeten worden betrokken bij de totstandkoming van het minderhedenbeleid.
  3. Verplicht taalonderwijs wordt door ons afgewezen. De overheid dient de mogelijkheden voor taalonderwijs voor een ieder te garanderen.
  4. Een wet gelijke behandeling is zeer noodzakelijk. Wij hebben het dan niet alleen over gelijke behandeling van mannen en vrouwen, maar gelijke behandeling van allen die zich in Nederland bevinden.
  5. Afwijzing van de identificatieplicht.
  6. Aan allen die zich in Nederland hebben gevestigd wordt zowel actief als passief kiesrecht verleend. Dubbelstemrecht moet worden uitgesloten.

Emancipatie van vrouwen èn mannen

Bewustwording is noodzakelijk. Zowel vrouwenstrijd als mannenstrijd is nog steeds nodig, omdat in onze samenleving ongelijkheid op basis van sekse nog altijd bestaat. De maatschappelijke positionering dient op een individuele afweging gebaseerd te zijn en niet op grond van iemands sekse. Zo komen wij tot de volgende standpunten:

  1. Het burgerlijk huwelijk dient te worden afgeschaft wegens de onmogelijkheid een strikte scheiding aan te brengen tussen de juridische en symbolische kant van de huwelijkssluiting. Een juridische basis voor elke samenlevingsvorm is essentieel om juridisch aanspraak te kunnen maken op rechten en om de plichten ten opzichte van elkaar en van mogelijke kinderen vast te leggen.
  2. Alle relatievormen dienen voor de wet gelijk te zijn, inclusief netwerken die uit meer dan twee personen bestaan. Zolang er nog geen sprake is van gewenste regelgeving, kunnen partners die wensen samen te leven, een wettelijk erkend samenlevingscontract sluiten. De overheid dient de mogelijkheid te bieden zich te verzekeren tegen de schade, die voortijdige beëindiging van het samenlevingscontract met zich brengt. De pensioenwetgeving dient aan de nieuwe wetgeving te worden aangepast.
  3. De Rechten van het Kind dienen door wetgeving uitgebreid te worden. Zowel homo-, lesbo- als heterostellen c.q. netwerken kunnen het ouderschap vervullen, daarbij de zorgplicht voor het kind in evenredigheid op zich nemend.
  4. Op vele gebieden dient de overheid initiatieven te nemen die bijdragen aan de doorbreking van sekserolstereotyperingen, die gelijke kansen voor vrouwen en mannen mogelijk maakt:
    a. het onderwijs dient zowel vrouwen als mannen gelijke vaardigheden te leren. Het onderwijs dient tevens bij te dragen aan de bewustwording van de nog steeds aanwezige stereotyperingen en de doorbreking daarvan;
    b. een van de mogelijkheden om het, in het bijzonder voor vrouwen, zeer bedreigende seksisme te doen verdwijnen, is dat zowel vrouwen als mannen vertrouwd worden gemaakt met het eigen lichaam en het lichaam van anderen;
    c. mediareclame en andere reclamemiddelen dienen getoetst
    te worden op sekserolstereotypering;
    d. discriminatie van vrouwen, in het bijzonder van allochtone vrouwen, dient door de overheid met alle wettige middelen bestreden te worden;
    e. ieder volwassen persoon heeft recht op een inkomen. De overheid dient voorwaarden te scheppen voor het creëren van banenplannen. Het verkorten van de werktijd dient te worden bevorderd;
    f. verzorging van kinderen tijdens de uren dat de ouders werken, dient een gezamenlijke verantwoordelijkheid te zijn van overheid en bedrijfsleven. Het recht op kinderopvang tot het twaalfde jaar moet wettelijk gegarandeerd worden;
    g. vrouwen dienen in staat gesteld te worden zelf hun
    vruchtbaarheid te (blijven) beheren. In het samenlevingscontract dienen afspraken gemaakt te worden over de zorgplicht ten aan zien van de kinderen;
    h. alle anticonceptiva dienen in het standaardbasispakket van de gezondheidszorg opgenomen te worden;
    i. uit de Wet zwangerschapsonderbreking dient de wachttijd van vijf dagen te verdwijnen. Vrouwen dienen zelf te beslissen over de beëindiging van de zwangerschap, ook minderjarige vrouwen.

Gezondheidszorg

Naast sociale zekerheid in de vorm van een gegarandeerd inkomen om in basisbehoeften te kunnen voorzien, zijn ook gezondheidszorg en beleving van vrije tijd en cultuur belangrijke aspecten van het leven.
De gezondheidszorg die we nu kennen, is een belangrijk verworven goed. Deze zorg moet voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn. Ondanks het hoge niveau van de zorg kleven aan een zo sterk groeiende zorg ook nadelen: de groeiende medische technologie en het zich steeds verder uitbreidende zorgpakket. Wij komen tot de volgende standpunten:

  1. Op zo kort mogelijke termijn dient er een ethische discussie plaats te vinden over de grenzen van de (medische zorg). Uit deze discussie dienen dan ook consequenties getrokken te worden.
  2. Op zo kort mogelijke termijn dient er een basisverzekering ingevoerd te worden voor iedereen, zodat het recht op zorg voor een ieder gegarandeerd is. Zoals in punt 1 al gesteld is, zal bekeken moeten worden wat nog wel en wat niet meer binnen het zorgaanbod wordt aangeboden.
  3. In plaats van (onderzoek naar) symptoombestrijding dient er veel meer nadruk te worden gelegd op onderzoek naar oorzaken van ziekten. Preventie dient te worden bevorderd.

Cultuur en recreatie

Cultuur is de levensader van de mens. Daarom moet ieder gelijkelijk aan actieve en passieve cultuuruitingen kunnen deelnemen. We formuleren daarom de volgende standpunten:

  1. De overheid dient een voorwaardenscheppend beleid te voeren ten aanzien van cultuur. Dit beleid moet gericht zijn op het scheppen van de mogelijkheid voor een ieder om aan de cultuur te kunnen deelnemen. Daarnaast dient ook de kunstbeoefening te worden gestimuleerd en mogelijk gemaakt. Kunst kan een belangrijke bijdrage leveren aan de dynamiek van de samenleving en dient daarom een onuitwisbaar element te zijn in de door ons gewenste samenleving.
  2. Om de deelname aan cultuur en mogelijkheid van recreatie voor een ieder te garanderen dienen vele concrete maatregelen genomen te worden. We noemen er enkele:
    - gratis lidmaatschap van bibliotheken;
    - gratis toegankelijkheid van musea;
    - contributiegelden voor verenigingen dienen overeenkomstig het inkomen van mensen geheven te worden;
    - aanleg van meer wandel- en fietspaden.
  3. Het publieke omroepbestel dient geheel onafhankelijk te zijn van de commercie. Alleen een nationale omroep kan het hoofd bieden aan de oprukkende commercie. De overheid dient voorwaarden te scheppen voor een functionele indeling van de zenders en netten. Ten aanzien van de televisie zou éen net gewijd moeten zijn aan amusement, één aan cultuur en een aan informatie en educatie. In een georganiseerd omroepbestel passen geen omroeporganisaties-oude-stijl meer. Als kwaliteitshandhaving kan worden gegarandeerd, is verhoging van de omroepbijdrage naar gemiddeld Europees niveau noodzakelijk.
  4. De commercie dient plaats te maken voor vergelijkend productonderzoek.
  5. Er dienen nadrukkelijker waarborgen te komen voor de onafhankelijkheid van de pers; grote mediablokken (door fusie) dienen tegengegaan te worden.
  6. De commercialisering van de sport dient plaats te maken voor ruime ondersteuning van de amateuristische sportbeoefening.

Onderwijs

Onderwijs dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de op mensenrechten geba­seerde samen­leving, onder andere door bestrijding van discriminatie en bevordering van emancipatie. Daartoe dienen de ontplooiingsmogelijkheden van elk individu bevordert te worden en het recht op onderwijs gegarandeerd te worden. Dit brengt ons tot de volgende standpunten:  

  1. Openbaar en Bijzonder Onderwijs dienen op te gaan in Algemeen Onderwijs. Uiter­aard blijft binnen de nieuwe structuur ruimte voor onderwijs in godsdienst of levensovertuiging. 

  2. Onderwijs is zowel een plicht als een recht, van elke gemeenschap en elk individu.
    -  tot 16 jaar is het verplicht en kosteloos; 
    -   na het zestiende jaar heeft iedereen recht op een aansluitende, kosteloze studie gedurende een daartoe beschikbaar gesteld aantal jaren;
    - bovendien heeft iedereen recht gedurende het gehele le­ven op het volgen van kosteloos onderwijs gedurende een vaststaand aantal onderwijsuren (permanente educatie);
    -   onderwijs dient democratisch te zijn, wat betekent dat ook do­centen, studenten en leerlingen in bestuursfuncties kunnen worden verkozen;

  3. De schaalvergroting in het onderwijs, leidend tot grotere groepen en scholen waarin leerlingen anoniem ronddolen, dient stopgezet te worden. In plaats daarvan pleiten wij voor: 
    - het verkleinen van de groepsgrootte; 
    - Het verlagen van stichtingsnormen en opheffingsnormen. 

  4.  De structuur en de organisatie van het onderwijs dienen gron­dig te verande­ren. We bepleiten daartoe: 
    de basis- en middelbare school moeten meer in het teken komen te staan van spel en creativiteit en minder gericht zijn op schools leren;  
    een nadrukkelijker samenwerking tussen het hoger beroepsonderwijs (HBO) en het wetenschappelijk onderwijs (WO), om daardoor integratie van wetenschap en beroepsuitoefening te bevorderen; 
    de organisatie maakt ruimte voor uiteenlopende vormen van onderwijs, passend bij diverse typen van leer- en gedragsstijlen van leerlingen en leraren.

  5. De inhoud van het onderwijsprogramma dient gekenmerkt te worden door: 
    - Het onderwijzen van de mensenrechten, Vredesonderwijs en milieueducatie dient daartoe een belangrijke bijdrage te leveren; 
    - de mogelijkheid van leerlingen naast een algemeen programma, naar hun eigen interesse vakken en/of thema's te kiezen, zodat zowel de algemene als de per­soon­lijke ontwikkeling wordt gestimuleerd; 
    - het bijdragen aan de maatschappelijke bewust
    wording.

  6. Onderwijsgevenden dienen naast de vereiste kennis op het vakgebied ook geschoold te worden in de ontwikkelingspsychologische en pedagogische aspecten van het onderwijs. Tevens dienen zij geschoold te worden in de op de gehele mens gerichte didactiek en methodiek. Onderwijsgevenden dienen periodiek in staat gesteld te worden, zich bij te scholen.

  7. Waar voor een leerling extra aandacht wenselijk is, worden alle voorzieningen getroffen om zijn/haar isoloement tot een minimum te beperken. Scholen voor Speciaal onder­wijs dienen daarom te blijven bestaan.  

Milieu

Een samenleving wordt niet alleen leefbaar door goede menselijke verhoudingen. Ook voor wat betreft onze omgang met het milieu en de inrichting van de openbare ruimte zullen radicale keuzes gedaan moeten worden. Wij willen radicaal breken met de kapitalistische visies op het oplossen van de milieuproblematiek; we kúnnen noch mógen vertrouwen op nieuwe, zogeheten "milieuvriendelijke" schoonmaaktechnologieën die het milieuprobleem wel even zullen oplossen. Wij kiezen voor een andere weg, die in het teken zal staan van de verantwoordelijkheid ten opzichte van de medemens en van de volgende generaties. Dit brengt ons tot de volgende standpunten:

  1. Bewustwording van mensen op het gebied van de milieuproblematiek is een eerste eis. Wij bepleiten een goede voorlichting over het milieu en het verplicht opnemen in het onderwijspakket van milieueducatie.
  2. Er zullen eisen moeten worden gesteld aan het menselijk handelen, met name aan de wijze van produceren:
    a. het gebruik van slecht en niet-afbreekbare materialen moet worden beperkt tot kringloopprocessen, van waaruit geen lek optreedt naar het milieu;
    b. fabricageprocessen moeten zo georganiseerd zijn, dat ze kunnen functioneren volgens een gesloten systeem (hergebruik van grondstoffen);
    c. de productie dient afgestemd te worden op de behoefte, op wat tegelijkertijd nodig of wenselijk en mogelijk is;
    d. er dienen daadwerkelijk duurzame producten geproduceerd te worden, zodat verspilling en destructie tegengegaan worden;
    e. fabrikanten krijgen in beginsel afgedankt, door hen geproduceerde producten terug. Daarvan moeten nuttige producten worden gemaakt.
  3. Er zullen eisen moeten worden gesteld aan onze energiebronnen. Er zal een overgang moeten plaatsvinden naar warmtekrachtkoppeling, windenergie, getijdenenergie, zonnecellen en dergelijke, gecombineerd met een strategie om de hoeveelheid energie per hoofd van de bevolking te beperken. Het gebruik van fossiele brandstoffen moet worden teruggedrongen en er zal geen ontwikkeling plaatsvinden van potentiële catastrofale energieopwekkers. Kernfusie dient als middel tot energieopwekking te worden afgewezen. De bestaande kerncentrales dienen te worden gesloten.
  4. Zolang het bovenstaande niet gerealiseerd is, wordt de energieverspillende en milieuvervuilende industrie extra belast door middel van heffingen. Er zal ook een milieuschadefonds in het leven worden geroepen. Uit dit door het bedrijfsleven en overheid te betalen fonds worden de saneringskosten voor het schoonmaken van vervuilde bodems betaald.
  5. Het openbaar vervoer zal uitgebreid moeten worden ten koste van het individuele gemotoriseerde vervoer. De bestaande infrastructuur moet in de eerste plaats gebruikt worden voor het openbaar personenvervoer, fietsverkeer en goederenvervoer. Particulier gemotoriseerd vervoer dient aan vergunningen gebonden te worden. Stadscentra dienen autovrij te zijn, voor wat betreft het particulier gebruik. Het primaat in het verkeer is aan de voetganger.
    6. De milieuwetgeving zal verbeterd moeten worden. Wij pleiten voor:
    a. een integrale milieuwet, waarin onder andere meer miieukwaliteitseisen worden opgenomen;
    b. het benoemen van één verantwoordelijk minister voor het totale natuur- en milieubeleid, die beperkingen kan opleggen aan de manoeuvreerruimte van zijn collega's.
    7. Nederland dient zich sterk te maken voor een goede internationale milieuwetgeving. Daarin zullen garanties moeten zijn opgenomen voor het voortbestaan van planten, dieren en mensen, ook los van het economisch nut.

Wetenschap en technologie

Wetenschap en technologie kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de realisering van onze politieke doelen. Geleidelijk aan echter heeft in aanzet dienstbare en bruikbare technologie zich steeds duidelijker tegen de mens gekeerd, veelal zonder dat men zich dit bewust is. De huidige technologie is desondanks ontstaan uit pogingen om de mogelijkheden van de mens -op elk vlak- te vergroten.
De wetenschap lijkt zich bij deze ontwikkelingen aan te sluiten. De wetenschappelijke kennis wordt steeds ondoorzichtiger en de terugkoppeling naar de samenleving steeds problematischer. Bovendien zijn de wetenschappelijke ontwikkelingen tamelijk eenzijdig. Dit brengt ons tot de volgende standpunten:

  1. De technologie en de ermee gepaard gaande machtsmechanis- men dienen op grote schaal ter discussie gesteld te worden.
  2. De dienstbaarheid van de techniek aan het individu kan alleen gewaarborgd worden door een zo groot mogelijke openheid en het vergroten van de mogelijkheden tot tijdig ingrijpen.
  3. De bureaucratie dient door middel van decentralisatie te worden afgebroken, waarbij gekeken moet worden, wat op welk niveau geregeld moet worden.
  4. Kleinschalige projecten die een alternatief bieden door een 'eigen technologische cultuur' dienen bevorderd te worden.
  5. De, als gevolg van de technologische mogelijkheden, externe maatschappelijke controle (pinpas, legitimatiebewijs) draagt niet bij tot het veiliger en leefbaarder maken van die samenleving, als niets aan de oorzaken van die onvei- ligheid wordt gedaan. Dergelijke controle dient daarom te verdwijnen.
  6. Het onderwijs dient een belangrijke bijdrage te leveren aan een samenleving waarin gebruik van wetenschappelijke en technologische vondsten ten dienste staan van de mens:
    a. er dient binnen het onderwijsprogramma aandacht te komen voor de technologische aspecten van het onderwezen vakgebied;
    b. er dient meer aandacht besteed te worden aan de techno- logische mogelijkheden (gebruik van computer, media) in het onderwijs.
  7. Wetenschap kan alleen ten dienste staan van de mens, als wetenschap en samenleving zich in een permanente inter- actie bevinden. We bepleiten daartoe het bevorderen van
    - wetenschapswinkels, liefst in de leefwereld van de mensen;
    - publikaties van wetenschappers in voor een groter publiek toegankelijker taalgebruik;
    - het organiseren van openbare hoorcolleges voor een groot publiek;
    - ethisch verantwoorde, op de mensenrechten gebaseerde, toegepaste wetenschap;
    - een nadrukkelijker samenwerking van hoger beroepsonder- wijs en wetenschappelijk onderwijs, wat kan bijdragen aan een integratie van wetenschappelijke kennis en praktische toepassing.
  8. De zuivere wetenschap -voortvloeiend uit nieuwsgierigheid en drang tot onderzoeken- krijgt een positie die niet bepaald wordt door maatschappelijk nut of een streven naar winst. Toegepaste wetenschappen die de link leggen tussen fundamentele wetenschap en technologie, dienen evenmin op winst gebaseerd te zijn. Zij dienen wel te voldoen aan de door de maatschappelijke context opgestelde criteria.
  9. Technologie is naar omvang en inhoud afhankelijk van maatschappelijk nut, en van specifieke criteria ten aanzien van mens en milieu.
  10. Er dient geen verschil gemaakt te worden tussen de ethische normen voor het bedrijven van wetenschappelijk en technologisch onderzoek.
  11. In alle wetenschappelijke en technologische richtingen
    dienen formuleringen voor het afleggen van een gelofte te worden ontwikkeld, analoog aan de medische gelofte, maar aangepast aan de rechten van de mens.
  12. Er dient grote terughoudendheid te worden betracht bij de toepassing van de modernste technologieën. Wij denken dan bijvoorbeeld aan medische, agrarische en maatschappelijke- controletechnologieën. Over mogelijkheden en grenzen van deze technologie dient op zo kort mogelijke termijn een diepgaand discussie plaats te vinden (en dienen navenante maatregelen genomen te worden). 

Buitenlandse betrekkingen

Zoals al eerder in dit program naar voren kwam, is voor ons de verhouding met de rest van de wereld essentieel. Met welzijn alleen binnen onze grenzen kunnen we geen genoegen nemen. Het buitenlands beleid zal zich naar onze mening op de volgende belangrijke aandachtsgebieden (die elkaar overigens overlappen) moeten concentreren:

  1. Nederland dient in de internationale politiek uiting te geven aan zijn streven naar een pacifistisch-socialistische samenleving, waarbij de mensenrechten worden gerespecteerd.
  2. Beleid met betrekking tot internationale verhoudingen dient een belangrijke rol toe te kennen aan de VN en dient gericht te zijn op het verwezenlijken van een meer leefbare wereld voor alle burgers. Daartoe formuleren we de volgende standpunten:
    a. steun aan (democratische) socialistische ontwikkelingen elders in de wereld;
    b. versterking en democratisering van de VN, evenals de afschaffing van de militaire bevoegdheid van de Veiligheidsraad en het permanente lidmaatschap. Het vetorecht van de permanente leden dient te worden afgeschaft. VN-vertegenwoordigers dienen door het volk van het betreffende land democratisch gekozen te worden;
    c. steun aan vredeshandhavende, niet-militaire acties van de VN;
    d. bevordering van de economische gelijkwaardigheid van alle regio's in de wereld, gericht op eerbiediging van het recht op ontwikkeling, onder andere door daarop gerichte ontwikkelingssamenwerking (waaronder technologie-overdracht en openstelling van de Nederlandse markt voor produkten uit de Derde wereld);
    e. de wijze waarop landen omgaan met mensenrechten, dient als leidraad bij de bepaling van aard en niveau van de politieke, economische en culturele bijdragen;
    f. bestrijding van alle vormen van overheersing (politiek, economisch, cultureel) van het ene volk door het andere;
    g. bevordering van optimale democratie binnen bestaande staatkundige eenheden.
  3. Het Europa zoals dat momenteel binnen het kader van de Europese Gemeenschap gestalte krijgt, verontrust ons in sterke mate. We bepleiten daarom:
    a. afwijzing van opzet en praktijk van de Europese Gemeenschap wegens het kapitalistische, ondemocratische en neo-koloniale karakter ervan;
    b. aanpak van grensoverschrijdende problemen, zoals die van het milieu, in andersoortige kaders, zoals de VN en hun gespecialiseerde organisaties en in het bijzonder door de Economische Commissie Europa (ECE) van de VN;
    c. het Schengen-akkoord dient niet geratificeerd te worden. De daarin gedane voorstellen (verschillende controlesystemen) dienen niet geëffectueerd te worden. 
  4. Het feit dat er dagelijks mensen vluchten vanwege vervolging, natuurrampen of economisch wanbeheer, dient onder ogen te worden gezien. Dit zou voor de politiek onder andere moeten betekenen:
    a. de oorzaken die mensen tot vluchten brengen, moeten worden aangepakt door:
    - het stopzetten van het uitbuiten van Derde Wereld landen vanwege hun grondstoffen en goedkope arbeid; 
    - het accepteren van een achteruitgang van inkomens in de zogenaamde "Eerste" Wereld, om de vooruitgang in de zogenaamde "Derde" Wereld mogelijk te maken;
    - het zoeken van een oplossing voor de schuldenproblematiek;
    - het stopzetten van de internationale wapenhandel en wapenproductie;
    - het stopzetten van steun aan misdadige regimes en guerilla's;
    b. de ontwikkelingssamenwerking dient geënt te zijn op kleinschalige projecten voor en door de mensen ter plekke. Doel moet zijn mensen de mogelijkheid te geven hun situatie te verbeteren, zodat er geen reden is te vluchten;
    c. Nederland dient zijn markten verder open te stellen voor niet-Westerse produkten.
  5. Nederland (Europa) dient te erkennen dat het een immigratieland (-gebied) is. In samenspraak met de andere Europese landen dient er in plaats van een terugstuurbeleid een immigratiebeleid te komen.
  6. Ter verbetering van de relatie met Indonesië dient er een parlementaire enquête te komen naar het Nederlandse Indonesië-beleid in de periode 1945-1949, zodat de Nederlandse geloofwaardigheid kan worden hersteld.