U kunt de beginselen ook in acrobat reader formaat downloaden, klik dan op beginselen en uitgangspunten
Iedere politieke partij zou in haar program moeten uitgaan van de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de verwezenlijking van de mensenrechten zoals die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De Universele Verklaring kan bij het opstellen van programma's als toetssteen dienen.
Het gaat niet goed in de wereld. Enerzijds is er de dreiging van de bewapening,
die kapitalen verslindt. Anderzijds is er de massale ellende van hen die verhongeren
en onder het bestaansminimum leven. Zij zijn verstoken van elementaire zaken
als kleding, huisvesting, gezondheid, veiligheid, en niet te vergeten: vrijheid.
Daardoor zijn zij verstoken van menselijke waardigheid.
De dictaturen in Oost-Europa en in de voormalige Sowjet-Unie zijn omvergeworpen
of in staat van ontbinding. Ten onrechte noemden deze staten zich socialistisch:
niet het volk had immers de zeggenschap, maar een kleine bureaucratische partij-elite.
In reactie op het slechte imago dat het begrip socialialisme er dientengevolge
gekregen had, kiest men er nú voor snelle totstandkoming van een keihard
kapitalisme. Daardoor staat er een maatschappelijke driedeling voor de deur:
een rijke bovenlaag, een redelijk welvarende tussenlaag en een verpauperde massa
zonder perspectief.
Een gunstig gevolg van deze gebeurtenissen in Oost-Europa is het beëindigen
van de Koude Oorlog en de daarmee gepaard gaande vermindering van het gevaar
van een oorlog tussen de Verenigde Staten en het Gemenebest van Onafhankelijke
Staten. Hoewel daardoor een zekere mate van ontwapening plaatsvindt, blijft de
wereld vooralsnog in de greep van een enorme bewapening. De verfijning van de
op massamoord gerichte wapentechnologie gaat onverminderd door.
De Westelijke bewapening heeft vooral, zoals ook al het geval was tijdens de
Koude Oorlog, de functie om de Derde Wereld in toom te houden. Dat is om te voorkomen
dat de Derde-Wereldlanden zich ontworstelen aan de neo-koloniale uitbuiting door
het Westen. Anders gezegd: om te voorkomen dat deze zich ontworstelt aan de neo-koloniale
uitbuiting door het Westen. Daarvan was het vermorzelen van grote delen van Irak
in de Golfoorlog een duidelijk voorbeeld. De terechte en breed verbreide weerzin
tegen het daar heersende wrede en agressieve regime kon gemakkelijk misbruikt
worden als legitimatie voor het optreden van de Verenigde Staten en hun bondgenoten.
Dat het niet ging om het verjagen van dit regime, is uit de afloop van de Golfoorlog
gebleken: het ging om economische en politieke machtsverhoudingen.
Economische machten hebben bovendien behoefte aan militair machtsvertoon tegenover
elkaar in hun onderlinge concurrentiestrijd. De ontwikkelingen in de richting
van een zelfstandige krijgsmacht van de Europese Gemeenschap en de toenemende
bewapening van Japan getuigen daarvan.
Ook in de Derde Wereld is de bewapeningsopbouw in volle gang. Met name het groeiende
aantal kernwapenstaten wijst op de mogelijkheid dat de have-nots hun militaire
macht gaan gebruiken tegen het nu nog overmachtige militaire apparaat van de
have's. Wanneer niet radicaal gebroken wordt met het militarisme, staan ons wereldoorlogen
te wachten die alle voorgaande ver in de schaduw stellen en zelfs tot de ondergang
van de mensheid als zodanig kunnen leiden.
Grove ongelijkheid is in de gehele wereld ook een binnenlands verschijnsel. Ook
in de landen van de Derde Wereld bestaat er een (kleine) bovenlaag die in weelde
baadt en de macht bezit. De kloof tussen die bovenlaag en de arme massa wordt
steeds groter. Ook in het rijke Westen bestaat de bovengenoemde maatschappelijke
driedeling (een rijke bovenlaag, een redelijk welvarende tussenlaag en een verpauperde
onderlaag zonder perspectief) al vele jaren en in toenemende mate. Het is dan
ook een vertekening van de werkelijkheid om de tegenstellingen te beschrijven
in termen van nationale staten. Het gaat in wezen om verschillen in belangen
en in waarden, die dwars door de nationale grenzen heen lopen; in plaats van
te spreken van tegenstellingen tussen nationale staten is het meer in overeenstemming
met de werkelijkheid te spreken van tegenstellingen tussen groepen of klassen.
Daarom dient te worden afgerekend met de fictie van eenheid binnen de nationale
staat. Deze fictie ligt ten grondslag aan het militarisme dat feitelijk vooral
de functie heeft om -ten behoeve van de bovenlaag- de structurele ongelijkheid
in de maatschappij in stand te houden. Strijd voor de bevrijding van de ontrechte
massa's houdt dan ook strijd tegen de militaire apparaten in.
Verwerkelijking van de rechten van de mens is strijdig met verschillende kenmerkende
aspecten van een kapitalistische maatschappijvorm. Voor dat oordeel pleiten
de volgende argumenten.
1. De maatschappelijke ongelijkheid
Het kapitalisme, stoelende op de particuliere eigendom van de productiemiddelen
en de zogenaamde vrije ondernemingsgewijze productie van goederen en diensten,
leidt wetmatig tot enorme inkomensongelijkheid en vorming van omvangrijk particulier
vermogensbezit enerzijds, bezitloosheid en naakte armoede anderzijds. Scherpe
maatschappelijke gelaagdheid (de klassenmaatschappij) is kenmerkend.
Vér gaande ongelijkheid in de inkomens- en vermogensverhoudingen brengt
uiteraard vér gaande ongelijkheid met zich in het (kunnen) uitoefenen
van economische macht. De economische zeggenschap wordt daarmee onttrokken aan
elke democratische besluitvorming. Zelfs democratische controle achteraf op
de wijze van aanwending van economische macht is praktisch onmogelijk (zoals
ook bij parlementaire enquêtes herhaaldelijk is gebleken). Officieel nog
wel beleden rechtsgelijkheid voor allen verwordt door inkomens-, vermogens-
en machtsongelijkheid tot een schijnbegrip.
2. De onaanvaardbare groeidwang
De zogenaamde vrijemarkteconomie van het kapitalisme houdt in dat de aard van
het productieproces voortdurend wordt afgestemd op de zich voordoende (en manipuleerbare)
koopkrachtige vraag. Omdat kapitaalaanwending voortdurend gericht blijft op
rendementscontinuïteit, wordt permanente groei wezenskenmerk van het systeem.
Het kapitalisme heeft in de rijke landen geresulteerd in een maatschappij van
ongebreidelde consumptiestimulering. Zinloze productie leidt tot verspilling
van grondstoffen en energie, en betekent enorm milieubederf. Milieubeleid binnen
het kapitalisme blijft daarom in hoge mate dweilen met de kraan open.
3. De absurde prioriteitsstelling
Op twee manieren leidt het kapitalistische systeem tot absurde prioriteitsstellingen
in de productie van goederen en diensten, en in de bestedingen:
a. binnen de particuliere sector betekent het feit dat de productie zich richt
naar de koopkrachtige vraag, dat enerzijds onzinnige luxegoederen worden geproduceerd
en verkocht, terwijl anderzijds in elementaire materiële en culturele behoeften
niet wordt voorzien: de één rijdt in een dure auto, de ander kan zijn
versleten schoenen niet vervangen;
b. daarnaast staan de collectieve bestedingen ten opzichte van de particuliere
bestedingen voortdurend onder druk, omdat ze gefinancierd moeten worden uit
-impopulaire- belastingen. Voortdurende toenemende particuliere luxebestedingen
gaan gepaard met voortdurende besnoeiing in de uitgaven voor sociale en culturele
voorzieningen en onderwijs. Niet toevallig is het peil van de onderwijsvoorzieningen
ook in de rijke landen lager dan men op grond van het hoge welvaartsniveau zou
(mogen) verwachten, in het bijzonder geldt dit voor het onderwijs voor kinderen
uit de financieel en/of sociaal zwakkere groepen.
4. De destructieve invloed op de aard van de intermenselijke verhoudingen
In het kapitalisme worden machtsverhoudingen primair gedefinieerd in onder-bovenschikkingsrelaties,
waarbij de zelfbeschikking van het individu ondergeschikt wordt gemaakt aan
het soepel functioneren van de productie en de maatschappelijke orde. Het kapitalisme
leert in hoge mate de ander te zien als uitbuitingsobject:"Hoe kan ik aan
jou meer verdienen?" Deze conditionering loopt parallel met conditionering
op typisch materialistische waardenprioriteit. Welzijnsmotieven komen niet
in serieuze mate aan bod. Toenemende criminaliteit is inherent aan een systeem
met voornoemde tendensen. Op deze ontwikkeling weet het overheersende politieke
denken helaas geen beter antwoord dan het bouwen van meer en beter beveiligde
gevangenissen.
5. De structurele uitbuiting van arme landen door rijke landen
De relaties tussen de rijke en arme landen worden in grote lijnen gekenmerkt
door de situatie dat de rijke landen de eis stellen van gegarandeerde en goedkope
grondstofleveranties, terwijl ze tegelijkertijd de eigen markten beschermen
tegen eindproducten uit arme landen. In dat verband worden in de Derde Wereld
regimes in het zadel gehouden die bereid zijn de Westelijke (c.q. Noordelijke)
belangen te dienen. Aantasting van deze structuren wordt niet gedoogd. De overbesteding
in West is het spiegelbeeld van honger en ziekte in Zuid.
6. De bevolkingsgroei boven de draagkracht van de aarde
Met name in de landen van de Derde Wereld vindt een ongebreidelde bevolkingsgroei
plaats als gevolg van het feit dat alle sociale zekerheid ontbreekt; doordat
kinderen de enige oudedagvoorziening vormen, terwijl de kindersterfte hoog
is, ontbreekt alle gezinsplanning. Enerzijds wordt daarmee de problematiek van
die landen nog minder oplosbaar. Anderzijds betekent het, dat de wereldhulpbronnen
in hun totaliteit overmatig belast dreigen te worden.
7. De ingebouwde tendentie tot bevordering van oorlogsgeweld
Zie hiervoor: Het verband tussen pacifisme en socialisme
1. Alle oorlogsvoering vormt een volstrekte ontkenning van ieder mensenrecht.
Oorlog dient als misdaad, oorlogsvoorbereiding als misdaadvoorbereiding te worden
erkend. Militaire opleiding veronderstelt verachting van mensenrechten en kweekt
die aan. Militaire dienst impliceert criminalisering van het menselijk denken.
Martelpraktijken maken een vast bestanddeel uit van ieder militair apparaat in
actie.
2. Dienstweigeringswetgeving is in deze maatschappij vooralsnog onmisbaar. Het
is echter absurd, dat weigeren om mee te doen aan (massale) mensenvernietiging
een uitzonderingspositie betekent. Werkelijke erkenning van de universele betekenis
van de mensenrechten maakt handhaving van het criminele instituut "militaire
dienst" onmogelijk. Ooit zal militaire dienst worden gezien als een verschijnsel
uit een prebeschaafd tijdperk (te vergelijken met het instituut slavernij).
3. Een samenleving die ernst wil maken met de mensenrechten, kiest voor geweldloosheid
als norm en uitgangspunt. Bij de uitoefening van -rechtmatige- politiefuncties
kan niet bij voorbaat en onder alle omstandigheden ieder gebruik van geweld
worden uitgesloten.
4. Het denken in termen van militaire verdediging dient te worden vervangen
door het denken in termen van sociale/geweldloze verdediging. Dat is niet alleen
een vereiste van minimale beschaving, het is ook een eis van rationaliteit,
daar militaire "verdediging" alleen nog maar kan leiden tot collectieve
zelfmoord. Kiezen voor overleven van de mensheid betekent kiezen voor de afschaffing
van alle militaire instituten.
5. Het militaire denken vervangt de norm van het zelfstandig verantwoordelijk
handelen door de norm van de kadaverdiscipline. De door de Nederlandse regering
(gesteund door de rechtspraak) van dienstplichtigen geëiste onvoorwaardelijke
gehoorzaamheid, ook aan bevelen met een strekking die strijdig is met reeds
bindend internationaal recht (onder andere het Handvest van Neurenberg), is
essentieel onrechtmatig en moet worden opgeheven.
6. Als begripsbepaling van het pacifisme is "strijd voor minimalisering
van geweld" een misleidende kwalificatie. Deze formulering wordt zelfs
door beroepsmilitairen veelal onderschreven. Het standpunt kan niet zijn: "Oorlog
mag, maar dan wel met zo min mogelijk geweld". Het standpunt dient te zijn:
totale afwijzing van ieder oorlogsgeweld, als misdaad.
1. De gemeenschappelijke grondslag voor pacifisme en socialisme wordt gevormd
door het uitgangspunt van de eerbiediging van mensenrechten. Noch in het kapitalisme
noch in de oorlogsvoering is deze eerbiediging mogelijk. Tegenover het kapitalisme
dient daarom het socialisme gesteld te worden; tegenover de aanvaarding van
oorlog als middel het pacifisme.
2. De geschiedenis van het kapitalisme is met bloed geschreven. Zowel in de
fase van het commercieel kapitalisme als in de fase van het industrieel kapitalisme,
alsook nog steeds in onze tijd, heeft dit systeem geleid tot afgrijselijke oorlogen.
Aan de koloniale oorlogen -zowel tegen de gekoloniseerde volkeren als tussen
de koloniale mogendheden onderling- lagen directe uitbuitings- en winstmotieven
ten grondslag. De Golfoorlog vormt het meest recente voorbeeld van een oorlog
met economische, belangen- en machtsmotieven van rijk tegen arm als doorslaggevende
factor.
3. Het bestaan van de tegenwoordige onrechtvaardige internationale, economische
en machtsstructuren betekent het scheppen en instandhouden van felle conflictsituaties
en het uitlokken van oorlogsgeweld.
4. De ontwikkeling van verschillende soorten wapens van massa- vernietiging
en de toenemende mogelijkheden deze wapens goedkoop te produceren en op de markt
te brengen, biedt ook relatief kleine landen toenemende mogelijkheden tot het
ontketenen van catastrofale geweldstoepassingen. Nationale soevereiniteit met
als kenmerk het bezit van een nationale gewapende macht, is verworden tot een
bedreiging voor de mensheid als geheel.
5. Een redelijk functionerende internationale rechtsorde vereist in beginsel
verwerkelijking van voorrang van regels van internationaal recht boven regels
van nationaal recht. In de organisatie van de Verenigde Naties behoort het vetorecht
te worden afgeschaft. Uitspraken van het Internationaal Gerechtshof dienen in
beginsel een bindend karakter te hebben.
6. Zolang nationaal en internationaal kapitalistische structuren overheersen,
zal politiek beleid gericht zijn op het dienen van daaraan gekoppelde belangen.
Er is geen reden om aan te nemen dat daarbij het gebruik van geweld als middel
minder zal worden toegepast dan in het verleden. Een internationale rechtsorde
zal pas een volwaardig begrip kunnen worden, wanneer het rechtsstelsel bevrijd
zal zijn van de koppeling aan overheersende belangen vanuit het kapitalistische
stelsel. Socialisme is daarom voorwaarde voor vredesopbouw.
In het politiek program zullen we aan de hand van een aantal kernbegrippen beschrijven
langs welke weg wij willen werken aan een andere samenleving, die zoals al eerder
gezegd, gevrijwaard is van geweld, discriminatie en (andere) schendingen van
de mensenrechten.
Het beeld dat wij proberen te schetsen, is complex en strekt zich uit tot alle
aspecten van het maatschappelijk leven. Alhoewel we de staat niet als het ideale
middel beschouwen ter realisering van onze politieke doelstellingen, dwingt
de politieke realiteit ons, de staat toch als vertrekpunt te nemen, al zal het
streven erop gericht blijven een samenleving te creëren waarin onderscheid
naar nationaliteit, etniciteit of woonplaats niet meer bepalend is voor iemands
welzijn.
Voor alle helderheid stellen wij dat gelijke rechten voor ons ook gelijke mogelijkheden
betekent. Deze kunnen niet alleen bereikt worden door politieke maatregelen:
ook hier zal het bewustzijn bij de mensen zelf moeten ontwaken. De politiek
kan wel in de voorwaardenscheppende sfeer een belangrijke bijdrage leveren.
Gelijkheid
in rechten, waar de PSP’92 voor staat, betekent
dat de bestaande machtsverhoudingen gewijzigd moeten worden. Wij moeten ons
democratisch recht kunnen uitoefenen en de machten kunnen controleren.
Daarom
stellen wij:
Afschaffing
van de monarchie. De monarchie is een ondemocratische, onduidelijke,
onzichtbare en oncontroleerbare machtsvorm, die slechts een hele kleine
groep mensen ten goede komt.
Democratisering
dient van onderaf te gebeuren. Een staatsvorm gebaseerd op hiërarchie
(monarchie, republiek met president) biedt geen garantie voor gelijke
rechten en voor democratisering van de macht.
Als
het gaat om representatieve functies (optreden in het buitenland of lintjes
doorknippen), kan deze taak vervuld worden door democratisch gekozen vertegenwoordigers
die hun taak bij toerbeurt vervullen.
De
PSP’92 is tegen regeerakkoorden. De stem van het volk wordt daarmee niet
serieus genomen. Voor besluiten moet telkens een meerderheid gevonden worden
in de door het volk gekozen volksvertegenwoordiging en niet door een vooraf
bekokstoofd compromis.
Democratie
en gelijke rechten hebben pas dán zin, als er ook sprake is van gelijke
verdeling op het gebied van economie, justitie, sociale zekerheid en menselijke
verhoudingen, dit om te voorkomen dat de grote bedrijven en het
grootkapitaal de macht in handen houden.
Zowel het streven naar een andere ordening van de samenleving als de inrichting van die samenleving stelt eisen aan het handelen van mensen. Zowel tussen staten, tussen regeerders en geregeerden, als tussen mensen onderling dient gestreefd te worden naar het uitbannen van geweld. Daartoe komen we tot de volgende standpunten:
Ieder
gebruik van militair geweld wordt door ons afgewezen.
Nederland
moet volledig ontwapenen, hetgeen ook omvat de opheffing van alle wapenproductie.
Export, import en doorvoer van wapens dienen gestaakt te worden.
Voor
het verwezenlijken van onze politieke doelstellingen hanteren we uitsluitend
geweldloze middelen en wijzen wij met name het gebruik van geweld tegen
personen af. Geweld tegen zaken wordt soms geaccepteerd. Belangrijk daarbij
is het vermijden van persoonlijk letsel.
Militarisering
van het politieapparaat wordt afgewezen.
Het
weigeren van het betalen van ‘defensiebelasting’ (het percentage van het
belastingopbrengst dat bestemd wordt voor de krijgsmacht) is een politiek en
geweldloos middel om te komen tot wettelijke erkenning van het recht op
niet-betalen aan het militair apparaat. Er moet een wettelijke regeling
komen die burgers de keuze biedt tot alternatieve bestemming van het
defensiedeel van de belastingen.
Ondanks
ons principe van geweldloosheid kunnen zich situaties voordoen waarin de
rechteloosheid zo ver gaat, dat gewelddadig verzet hiertegen als noodweer
moet worden beschouwd. Handelen uit noodweer dient zoveel mogelijk vervangen te worden door effectieve,
geweldloze rechtshandhaving.
Geweldloze strijdmethoden moeten daartoe ontwikkeld en uitgebouwd
worden.
Nederland
dient alle militaire verdragen (NAVO, WEU) op te zeggen. Het eigen leger
moet worden opgeheven. Deelname aan een interveniërend VN-leger moet
worden afgewezen, in tegenstelling tot het deelnemen aan een
vredeshandhavende en vredesbevorderende VN-politiemacht.
Nederland
dient te streven naar bevordering van ontwapening overal ter wereld.
Nederland
dient over te gaan tot conversie van alle militaire industrieën en
toeleveringsbedrijven. Conversie moet leiden tot economische activiteiten
met maatschappelijk nut.
Particulier
wapenbezit dient te worden verboden. Het geoorloofde en erkende wapenbezit
(bijvoorbeeld bij politie) moet beter gecontroleerd worden.
Verandering in machtsverhoudingen kan niet slagen zonder herstructurering van
ons productiestelsel. Dit betekent dat de economie niet op het primaat van de
particuliere eigendom in de economie, maar op het primaat van de economische
rechten van de mens is gebaseerd.
Om de noodzakelijke gelijkheid en gelijkwaardigheid in de economische betekenis
te bevorderen, streeft de partij naar de vergemeenschappelijking van de productiemiddelen,
beter bekend als socialisatie. Strikt persoonlijke goederen (meestal consumptiegoederen)
vallen buiten de socialisatie. Dit betekent voor ons onder andere:
Een daadwerkelijk sociaal klimaat kan alleen bestaan in een samenleving, waarin de productieverhoudingen zijn gewijzigd en waarin de economie is gesocialiseerd. Op weg naar deze doelstellingen bepleiten wij het volgende:
Zij
die geen inkomen hebben door arbeid, hebben recht op een gegarandeerd
inkomen, voldoende om een menswaardig bestaan te kunnen leiden.
Hoewel wij een ander, op het continueren van aanspraken gericht stelsel
beogen, menen wij ook dat op korte termijn een verhoging van alle lagere
inkomens
(wettelijk minimumloon) noodzakelijk is.
De
sollicitatieplicht dient te worden afgeschaft.
Een
grootscheepse uitbreiding van het aantal zinvolle arbeidsplaatsen in de
collectieve sector, zoals op het gebied van maatschappelijke zorg,
openbaar vervoer, milieubehoud, veiligheid, gezondheidszorg en onderwijs.
Discriminatie
in wet- en regelgeving, op basis van bijvoorbeeld leeftijd, sekse of
etniciteit, dient te worden opgeheven. Concreet bepleiten wij het
volgende:
- Een geheel of gedeeltelijke aanspraak op zelfstandig inkomen (naar gelang
de persoonlijke situatie hiertoe dwingt) vanaf de leeftijd van achttien
jaar;
- Ziekte en/of algehele invaliditeit laten de volledige aanspraak op het
inkomenspakket in stand. Het spreekt vanzelf dat er ook geen inkomensdiscriminatie
bij ouderen plaats vindt;
- De bij de productie betrokkenen dienen zelf hun leidinggevende
functionarissen aan te stellen, waarmee de traditionele gezagsverhouding
verdwijnt;
- Maatschappelijke gelijkstelling van betaald en onbetaald
(vrijwilligers)werk.
De bestrijding van discriminatie dient een belangrijke bijdrage te leveren aan het door ons gewenste sociale klimaat. Aan discriminatie op grond van welk kenmerk dan ook dient een halt te worden toegeroepen. Uitgangspunt van onze partij is dat alle mensen, ondanks ieders specifieke vaardigheden en kennis, gelijkwaardig zijn. Dit brengt ons tot de volgende standpunten:
Bewustwording is noodzakelijk. Zowel vrouwenstrijd als mannenstrijd is nog steeds nodig, omdat in onze samenleving ongelijkheid op basis van sekse nog altijd bestaat. De maatschappelijke positionering dient op een individuele afweging gebaseerd te zijn en niet op grond van iemands sekse. Zo komen wij tot de volgende standpunten:
Naast sociale zekerheid in de vorm van een gegarandeerd inkomen om in basisbehoeften
te kunnen voorzien, zijn ook gezondheidszorg en beleving van vrije tijd en cultuur
belangrijke aspecten van het leven.
De gezondheidszorg die we nu kennen, is een belangrijk verworven goed. Deze
zorg moet voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn. Ondanks het hoge niveau
van de zorg kleven aan een zo sterk groeiende zorg ook nadelen: de groeiende
medische technologie en het zich steeds verder uitbreidende zorgpakket. Wij
komen tot de volgende standpunten:
Cultuur is de levensader van de mens. Daarom moet ieder gelijkelijk aan actieve en passieve cultuuruitingen kunnen deelnemen. We formuleren daarom de volgende standpunten:
Onderwijs
dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de op mensenrechten gebaseerde
samenleving, onder andere door bestrijding van discriminatie en bevordering
van emancipatie. Daartoe dienen de ontplooiingsmogelijkheden van elk individu
bevordert te worden en het recht op onderwijs gegarandeerd te worden.
Openbaar en Bijzonder Onderwijs dienen op te gaan in Algemeen Onderwijs. Uiteraard blijft binnen de nieuwe structuur ruimte voor onderwijs in godsdienst of levensovertuiging.
Onderwijs
is zowel een plicht als een recht, van elke gemeenschap en elk individu.
- tot
16 jaar is het verplicht en kosteloos;
- na
het zestiende jaar heeft iedereen recht op een aansluitende, kosteloze
studie gedurende een daartoe beschikbaar gesteld aantal jaren;
- bovendien
heeft iedereen recht gedurende het gehele leven op het volgen van kosteloos
onderwijs gedurende een vaststaand aantal onderwijsuren (permanente
educatie);
- onderwijs
dient democratisch te zijn, wat betekent dat ook docenten, studenten en
leerlingen in bestuursfuncties kunnen worden verkozen;
De schaalvergroting in het onderwijs, leidend tot grotere groepen en scholen
waarin leerlingen anoniem ronddolen, dient stopgezet te worden. In plaats
daarvan pleiten wij voor:
- het
verkleinen van de groepsgrootte;
- Het
verlagen van stichtingsnormen en opheffingsnormen.
De structuur en de organisatie van het onderwijs dienen grondig te
veranderen. We bepleiten daartoe:
- de
basis- en middelbare school moeten meer in het teken komen te staan van spel en
creativiteit en minder gericht zijn op schools leren;
- een
nadrukkelijker samenwerking tussen het hoger beroepsonderwijs (HBO) en het
wetenschappelijk onderwijs (WO), om daardoor integratie van wetenschap en
beroepsuitoefening
te bevorderen;
- de
organisatie maakt ruimte voor uiteenlopende vormen van onderwijs, passend bij
diverse typen van leer- en gedragsstijlen van leerlingen en leraren.
De inhoud van het onderwijsprogramma dient gekenmerkt te worden door:
- Het
onderwijzen van de mensenrechten, Vredesonderwijs en milieueducatie dient
daartoe
een belangrijke bijdrage te leveren;
- de
mogelijkheid van leerlingen naast een algemeen programma, naar hun eigen
interesse vakken en/of thema's te kiezen, zodat zowel de algemene als de persoonlijke
ontwikkeling wordt gestimuleerd;
- het
bijdragen aan de maatschappelijke bewust
Onderwijsgevenden dienen naast de vereiste kennis op het vakgebied ook geschoold te worden in de ontwikkelingspsychologische en pedagogische aspecten van het onderwijs. Tevens dienen zij geschoold te worden in de op de gehele mens gerichte didactiek en methodiek. Onderwijsgevenden dienen periodiek in staat gesteld te worden, zich bij te scholen.
Waar voor een leerling extra aandacht wenselijk is, worden alle
voorzieningen getroffen om zijn/haar isoloement tot een minimum te beperken.
Scholen voor Speciaal onderwijs dienen daarom te blijven bestaan.
Een samenleving wordt niet alleen leefbaar door goede menselijke verhoudingen. Ook voor wat betreft onze omgang met het milieu en de inrichting van de openbare ruimte zullen radicale keuzes gedaan moeten worden. Wij willen radicaal breken met de kapitalistische visies op het oplossen van de milieuproblematiek; we kúnnen noch mógen vertrouwen op nieuwe, zogeheten "milieuvriendelijke" schoonmaaktechnologieën die het milieuprobleem wel even zullen oplossen. Wij kiezen voor een andere weg, die in het teken zal staan van de verantwoordelijkheid ten opzichte van de medemens en van de volgende generaties. Dit brengt ons tot de volgende standpunten:
Wetenschap en technologie kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de realisering
van onze politieke doelen. Geleidelijk aan echter heeft in aanzet dienstbare
en bruikbare technologie zich steeds duidelijker tegen de mens gekeerd, veelal
zonder dat men zich dit bewust is. De huidige technologie is desondanks ontstaan
uit pogingen om de mogelijkheden van de mens -op elk vlak- te vergroten.
De wetenschap lijkt zich bij deze ontwikkelingen aan te sluiten. De wetenschappelijke
kennis wordt steeds ondoorzichtiger en de terugkoppeling naar de samenleving
steeds problematischer. Bovendien zijn de wetenschappelijke ontwikkelingen tamelijk
eenzijdig. Dit brengt ons tot de volgende standpunten:
Zoals al eerder in dit program naar voren kwam, is voor ons de verhouding met de rest van de wereld essentieel. Met welzijn alleen binnen onze grenzen kunnen we geen genoegen nemen. Het buitenlands beleid zal zich naar onze mening op de volgende belangrijke aandachtsgebieden (die elkaar overigens overlappen) moeten concentreren: